Wat voorheen science-fiction leek, zoals een cyborgsoldaat, kan over niet al te lang realiteit zijn. Toch kan je vraagtekens zetten bij het beeld dat ontstaat uit de al bestaande toepassingen van neurotechnologie: de hersenen als toegangspoort tot besturing van de mens.
‘De technologie is misschien een stuk verder dan we denken, maar het brein is niet een soort mythisch wezen dat alles kan,’ zegt cognitiefilosoof Marc Slors. Slors is hoogleraar Cognitiefilosofie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en houdt zich bezig met breintechnologie, maar ook met de filosofische vragen die ontstaan in het licht van de groeiende neurowetenschap. Volgens hem is het belangrijk om na te denken over neurowetgeving, maar moeten we eerst realistisch in kaart brengen waartoe neurotechnologie in staat is.
De breingadgets in de genoemde toepassingen wekken de illusie dat we het brein, en onze gedachten, precies kunnen aflezen, ofwel decoderen. Dat is niet zo. Ingenieurs en hersenwetenschappers weten niet wat de exacte ‘locatie’ is van informatie in het brein: een ‘gedachte’ heeft namelijk geen vaste locatie in het brein.
Hoe werkt de techniek dan precies? Brain-computer interfaces leren de intenties van een persoon te herkennen door breinsignalen lange tijd te volgen. Door trial and error leert zo’n computer om breinsignalen om te zetten naar acties. ‘Zelf weten we eigenlijk niet hoe dat werkt,’ zegt Slors. ‘Als het lukt, dan is dat omdat de machine iets kan wat wij zelf nog niet begrijpen.’
Daarom is de telepathie waar Musk het over heeft volgens Slors ondenkbaar, of bijna onmogelijk. Ook een verdachte in een hersenscanner gooien, om er vervolgens daderinformatie uit te lezen, ziet de hoogleraar slechts als verre toekomstmuziek.