Dus hebben de bedrijven waarin fondsen kunnen investeren baat bij een ‘duurzaam’ label. Ook de oliebedrijven voelen nattigheid, en zetten alles op alles om een graantje mee te pikken van de duurzame investeringen. En dat is een probleem.
Met een beetje creatief PR-werk kan elk bedrijf zichzelf profileren als duurzaam. Door het niet te hebben over je grote vervuilende praktijken, maar wel kleine duurzame projecten op de voorgrond te plaatsen kunnen bedrijven duurzame investeerders misleiden om het geld van klimaatgezinde beleggers te steken in iets wat groen lijkt, maar dat helemaal niet is.
Greenwashing, heet dat. Een notoire valsspeler is Shell. Het oliebedrijf ambieert om tegen 2050 CO2-neutraal te zijn, en onderbouwt het uitgebreid met allerlei thema’s op de website. Hele afdelingen benadrukken de groene en sociale weg die ze inslaan. In werkelijkheid kon Shell in een aandeelhoudersvergadering vorig jaar niet garanderen dat de CO2-uitstoot in 2030 lager zou zijn dan het nu is. Hun duurzaamheidsbudget is grotendeels bestemd voor CO2-compensatie, afvang en marketing.
Die verwarring rondom duurzaamheid roept de vraag op: wanneer ben je groen, en wie bepaalt dat?